Evolutie

Wat is evolutie?

Het paard bestaat al zeker 60 miljoen jaar. Maar dit is natuurlijk niet altijd in de vorm geweest zoals wij het paard nu kennen. Deze ontwikkelingen tot het paard zoals wij het kennen heeft miljoenen jaren geduurd. Dit proces noemen wij evolutie.

Elke diersoort, ook de mens, maakt veranderingen door. Soms worden deze ontwikkelingen relatief snel, binnen één of twee generaties, doorgevoerd, maar meestal duurt dit een hele lange periode voor zo’n verandering definitief is. Wanneer een verandering relatief snel doorgevoerd wordt, heeft dit altijd te maken met een ‘foutje’ in het DNA van het dier. Denk bijvoorbeeld aan albino’s. Dit zijn dieren zonder pigment, deze zijn helemaal wit met roze huid en ogen. Dit is een afwijking die bij één dier per ongeluk ontstaat. Als deze dieren zich voortplanten kan het zijn dat deze afwijking door gegeven wordt aan de nakomelingen. In de meeste gevallen kunnen dieren met zo’n afwijking zich niet voortplanten, zijn de nakomelingen niet levensvatbaar of wordt de afwijking gewoonweg niet doorgegeven.

Wanneer we spreken over evolutie hebben we het over het langdurige proces van steeds kleine ontwikkelingen die uiteindelijke het hele dier veranderen. Deze ontwikkelingen worden altijd ingegeven door veranderingen in de leefomgeving. Om te kunnen overleven moet het dier zich aanpassen aan de leefomgeving en klimaat, dus ook als deze veranderen!

Om tot het paard te komen zoals wij dit kennen, heeft het dier een aantal fases doorlopen. Op de volgende pagina zie je een afbeelding waarin een overzicht wordt weergegeven. Per fase worden vervolgens de belangrijkste punten over de lichamelijke ontwikkeling, gedrag en voedingspatroon uitgelegd.

Eohippus

De Eohippus wordt gezien als de oudste voorouder van het paard zoals wij dat wij nu kennen. Als je naar het uiterlijk kijkt, hebben ze echter weinig overeenkomsten. De Eohippus leefde ongeveer 60 tot 40 miljoen jaar geleden.

De Eohippus had vier tenen aan de voorbenen en drie tenen aan de achterbenen met hoefachtige nagels. Hij had een stokmaat van ongeveer 25 tot 45 centimeter en een gebogen rug. De tanden waren klein en bobbelig, hiermee konden alleen verbrijzelende kauwbewegingen gemaakt worden.

Deze voorouder leefde alleen in een zeer bosrijk gebied. Alleen rond de paringstijd zochten ze elkaar op. Bij gevaar verstopte dit dier zich onder de planten en struiken van het bos.

Het belangrijkste voedsel voor de Eohippus waren bladeren en bessen, deze zijn in een bosrijke omgeving makkelijk te vinden.



Miohippus

De Miohippus had zich al wat meer aangepast aan droge open oppervlaktes en grasland. Door klimaatveranderingen begon het bosgebied langzaamaan wat uit de dunnen, waardoor er steeds meer open vlaktes tussen de bomen begonnen te ontstaan.

Om hier te kunnen functioneren had de Miohippus aan alle benen drie tenen en is de stokmaat verhoogd naar ongeveer 60 centimeter. Omdat het dier steeds meer grassen gaat eten, zijn de kiezen veranderd naar meer ribbelige kiezen om goed te vermalen. Het hoofd werd al een stukje langer dan bij de Eohippus. Op die manier kon het dier eten en tegelijkertijd de omgeving in de gaten houden.

De Miohippus leefde nog steeds in de meeste gevallen solitair.

Merychippus

Doordat de zeespiegel ging dalen werd het steeds makkelijk voor de dieren om te migreren naar andere gebieden. Toen in Europa alle paardachtigen uitstierven, ontwikkelden de paardachtigen in de vorm van de Merychippus zich verder in Noord-Amerika. Dit vond ongeveer 25 miljoen jaar geleden plaats.

De Merychippus heeft een stokmaat van 90 tot 100 centimeter. De Merychippus is de eerste die zich drastisch heeft aangepast aan de veranderende leefomgeving. De Merychippus heeft nog steeds drie tenen, maar de middelste is zo sterk ontwikkeld dat de andere twee de grond niet meer raken. Daarnaast zijn de kiezen veel groter geworden om zo een groter maaloppervlak te hebben.

Om het meer vezelrijke voedsel te kunnen verwerken is ook het maagdarmstelsel veranderd. Met name de blinde darm heeft een hele grote ontwikkeling doorgemaakt. Deze heeft als functie de vezels af te breken, zodat voedingsstoffen opgenomen kunnen worden.

De Merychippus is de eerste die daadwerkelijk volledig op het grasland leefde en het bos achter zich heeft gelaten. Omdat het dier nu op de open vlaktes leefde, begon het dier ook in groepen te leven. Bij de komst van een roofdier was het daarmee veiliger om te vluchten dan wanneer het dier alleen zou leven.


Pliohippus

De Pliohippus was ongeveer even groot als een ezel, ongeveer 122 centimeter. Dit dier leefde ongeveer 7 miljoen jaar geleden in Noord-Amerika. De Pliohippus was de eerste paardachtige die een éénhoevige voet had, de twee zijtenen zijn nu definitief verdwenen.

De Pliohippus lijkt, zeker aan het eind van zijn ontwikkeling, qua uiterlijk heel veel op de Equus.

Equus

Aan het begin van de ijstijd, ongeveer 1 tot 2 miljoen jaar geleden, trok onze paardachtige vanuit Amerika naar Azië, Europa en Afrika. In Amerika stierf de Pliohippus uit, de reden hiervoor weten we niet. De ontwikkeling naar Equus ging dus verder in Azië, Europa en Afrika. Deze voorouders vertonen veel overeenkomende eigenschappen met de zebra-achtige en de ezelachtige.

De Equus is qua gedrag en uiterlijke kenmerken te vergelijken met de paarden zoals wij die nu ook kennen.

Doordat de Equus zich ver verspreid had, zijn er veel verschillende types ontwikkeld. We noemen dit subgroepen. Het huidige paard is terug te traceren naar één van de vier verschillende wilde subgroepen; pony’s, trekpaarden, warmbloeden en Arabieren. Elke subgroep heeft zich aangepast aan een andere omgeving, maar in de kern zijn dezelfde eigenschappen gebleven.

Domesticatie heeft gezorgd voor de overgang van wild paard naar huisdier. In het proces van domesticatie wordt het dier langzaamaan ‘getemd’ ten behoeve van de mens. Wij geven het een functie en gaan het gebruiken om er zelf beter van te worden. Doordat de mens veel verschillende functies gaf aan het paard, zijn er ook veel verschillende rassen ontstaan. Elk ras is aangepast aan één van de functies die wij het gegeven hebben.

Ondertussen is het zo dat er geen echte wilde paarden meer bestaan. Alle paarden die nu in het ‘wild’ leven, zijn ergens in hun leven gedomesticeerd geweest en later opnieuw verwilderd.

Het huidige paard

Als we deze hele ontwikkeling doornemen, kunnen we een aantal kenmerken samenvatten die voor ons paard nog steeds belangrijk zijn.

  • Het paard is een groepsdier en heeft dus behoefte aan sociaal contact met soortgenoten
  • Door het eten van weinig voedzaam eten is het paard gewend om veel kilometers per dag af te leggen. Deze drang tot bewegen blijft bestaan. Voldoende bewegen zorgt daarnaast voor een betere werking van het maagdarmstelsel en het bewegingsapparaat.
  • Het paard eet door de hele dag kleine beetjes. Het maagdarmstelsel is dus niet gebouwd op het eten van porties, maar op een continue stroom van eten. Productie van maagzuur en darmsappen gaan altijd door, ook als het maagdarmstelsel leeg is. Deze sappen kunnen voor beschadigingen in maag en darmen zorgen.

Van Equus naar het hedendaagse paard

Domesticatie

3 miljoen jaar geleden maakte het paard de overstap van evolutie naar menselijke selectie. Dit gebeurde doordat de oermensen het paard gingen domesticeren. Met het woord domesticatie bedoelen we het proces waarmee een wild dier voor de mens een functie gaat krijgen en daardoor ‘getemd’ wordt.

De domesticatie van een dier gaat altijd gepaard met een gebruiksdoel, de functie die de mens het dier toebedeelt. Het eerste gebruiksdoel die de mens het paard toebedeelde was die van vleesproductie. Door de Equus in afgezette stukken te houden, werd het jagen makkelijker. Vanaf dat punt kon de Equus gecontroleerd worden in zijn bewegingen en zijn de eerste pogingen gedaan om het dier te benaderen en te temmen.

Door de jaren heen heeft het paard veel verschillende gebruiksdoelen gehad. Denk bijvoorbeeld aan de functie als lastdier, als oorlogspaard, als trekpaard voor de wagen of in de landbouw, als rijdier voor de elite en nu als recreatie/sportdier. Elk van deze gebruiksdoelen vraagt om andere eigenschappen van het paard om het geschikt te maken hiervoor. Om deze eigenschappen te ontwikkelen zijn wij menselijke selectie toe gaan passen.

Menselijke selectie

Menselijke selectie houdt in dat de mens selecteert welke ouderdieren zich mogen voortplanten. Deze dieren worden geselecteerd op basis van de eigenschappen die wij op dat moment geschikt vinden. Wanneer we een paard willen dat op lange afstand met snelheid kan lopen, dan selecteren we de ouderdieren die ranker, hoger op de benen, sneller, etc. zijn. Voor paarden die als trekpaard aan de slag moeten, zijn deze paarden dan weer helemaal niet geschikt en zoeken we paarden die wat breder en zwaarder zijn zodat ze goed kunnen trekken.

Deze menselijke selectie kan in een relatief korte tijd veel verandering geven in een ras of diersoort. Dit kan zelfs zo ver doorgaan dat de oorspronkelijke eigenschappen van een ras heel erg veranderen. Bijvoorbeeld de ouderwetse Friezen tegenover de nieuwerwetse Friezen.














Naar boven
/var/www/bib-paardensport-en-houderij-aeresmbo.learningmatters.nl