Kudde

Elk paard wil in een kudde leven als deze de keus de krijgt. Helaas worden nog steeds veel paarden solitair op stal gehouden en hebben ze dus geen keus. Aan het huisvesten van paarden in een kudde is natuurlijk ook aan een aantal risico’s verbonden, die veel mensen niet willen lopen. Echter als een kudde op een juiste manier wordt samengesteld en stabiel wordt gehandhaafd (niet continu nieuwe paarden aan de kudde toevoegen), is het risico van het paard solitair houden groter dan van het houden in een kudde!

Om een kudde goed samen te kunnen stellen, moet je eerst weten wat voor een kuddes er zijn en wat hierin de regels zijn.

Harem

De meest voorkomende kudde is de haremkudde. We noemen dit ook wel een familiekudde. Een haremkudde bestaat uit twee tot vijf volwassen merries met hun veulens van de afgelopen twee à drie jaar. Deze merries worden vergezeld door één volwassen hengst.

Zowel jonge merries als jonge hengsten blijven tot ongeveer drie jaar binnen de harem. Na deze leeftijd vertrekken ze. Jonge merries vertrekken uit de kudde om zich voort te kunnen planten. Binnen de haremkudde zullen zij vrijwel nooit gedekt worden, omdat de dekhengst in de meeste gevallen hun vader is. Om inteelt te voorkomen ‘onthoudt’ de dekhengst welke merries nakomelingen van hem zijn en deze zal hij niet dekken. De jonge merries houden zich langzamerhand wat afzijdig van de haremkudde en worden op een gegeven moment door een solitaire hengst(en) gekaapt. Jonge hengsten worden door de hengst uit de kudde gedreven wanneer deze een te grote bedreiging vormen of wanneer er teveel zijn in de kudde.


Multiple male band

Wanneer een haremkudde te groot wordt, bijvoorbeeld doordat er een haremkudde van een andere hengst wordt gekaapt of doordat er jonge merries van een andere kudde aansluiten, wordt het allemaal een beetje te veel voor één hengst om allemaal te overzien en te beschermen. Deze hengst gaat vervolgens één of meerdere jonge hengsten om zich heen verzamelen om hem te ondersteunen in zijn taken.

We hebben het nu over een kudde van drie tot tien volwassen merries met hun nakomelingen, een dekhengst en één tot vijf jonge hengsten. Deze jonge hengsten noemen we satelliethengsten. Deze satelliethengsten omringen de kudde en ondersteunen de dekhengst in de beschermende taken. Zij zorgen dus dat de kudde bij elkaar blijft, gevaar wordt gesignaleerd en eventueel wordt weggejaagd. Deze jonge hengsten mogen niet dekken, dit is een taak alleen voor de dekhengst. In het wild dekt een hengst pas vanaf zijn zevende levensjaar, voor die tijd is hij nog niet voldoende ontwikkeld om dekhengst te kunnen zijn.

Voor de jonge merries en hengsten geldt hetzelfde proces als in de haremkudde. Op een gegeven moment zullen deze vertrekken om een nieuwe kudde te vormen. De satelliethengsten mogen blijven zolang ze luisteren naar de dekhengst. Doen ze dat niet meer of worden ze een te grote bedreiging voor de dominantie van de dekhengst, dan worden ze uit de kudde gezet.


Bachelorgroep

De periode tussen de haremkudde waarin ze geboren worden en de haremkudde die ze uiteindelijk zelf zullen leiden brengen jonge hengsten door in zogenoemde bachelorgroepen. Dit zijn groepen volledig gevormd door jonge hengsten. Omdat paarden in de kern niet alleen willen en kunnen overleven, zullen ze altijd op zoek gaan naar een groep waarin zij kunnen functioneren. Jonge merries worden makkelijk opgenomen in nieuwe kuddes als zij hun geboortekudde verlaten, maar voor hengsten ligt dat anders.

Bachelorgroepen zijn groepen die volledig uit hengsten bestaan. Vaak zijn dit jonge hengsten, maar hierin kunnen ook oudere hengsten voorkomen die geen haremkudde hebben. Deze groepen zijn voor sommige hengsten tijdelijk en voor anderen definitief.

Als je deze groepen observeert, zie je dat deze groepen heel druk ogen. De hengsten gebruiken elkaar als een soort van sportschool. Door te spelen met elkaar en elkaar uit te dagen, oefenen ze hun vechtcapaciteiten en worden ze langzaam steeds sterker. De dominantie in deze groepen is dan ook moeilijker vast te stellen, omdat dit nog wel eens wil wisselen. Wanneer een hengst sterk genoeg denkt te zijn, kan deze een dekhengst van een haremkudde uitdagen om te proberen deze kudde over te nemen.


Solitair

Hengsten zijn eigenlijk de enige paarden die soms solitair leven. Dit zijn dan hengsten die op zoek zijn naar een haremkudde om uit te dagen of oudere hengsten van wie de haremkudde is afgenomen. Heel lang blijven deze hengsten niet solitair. Ze vinden een haremkudde of een bachelorgroep waar ze bij aan sluiten, of overlijden.


Rangorde

Elke kudde heeft een rangorde. Deze rangorde geeft aan wie de baas is over wie en wie dus wat te vertellen heeft. Eenmaal vastgesteld is deze rangorde heel stabiel. Met een stabiele rangorde kan een kudde harmonieus samenleven, met weinig gevechten als gevolg van conflicten. Als we kijken naar een haremkudde of een multiple male band dan zijn er twee rollen die essentieel zijn, namelijk:

  • De leidende merrie

Deze rol wordt meestal ingevuld door één van de oudere merries in de kudde. Deze rol wordt gegeven, niet genomen. Dit houdt in dat er andere merries dominanter kunnen zijn, maar dat deze merrie de belangrijkste beslissingen neemt omtrent rust-, voer-, en waterplaatsen. Deze merrie functioneert al het langst in de kudde en kent de omgeving dus het beste. Zij besluit wanneer het tijd is voor de kudde om naar een andere plek te gaan om daar te eten, water te vinden of een veilige plek om te rusten.

  • De dominante hengst

Deze rol wordt ingevuld door de dominantste hengst in de kudde. Dit hoeft dus niet de oudste te zijn, maar is eigenlijk altijd wel de sterkste en fitste uit de omgeving. Zijn rol is het beschermen van de kudde en het dekken van de merries. In sommige gevallen wordt deze rol jaren door dezelfde hengst ingevuld (gemiddeld vijf jaar), maar het kan ook zijn dat dit binnen relatief korte tijd wisselt. Hengsten ouder dan 15 jaar worden solitair of satelliet hengst.

De andere paarden hebben allemaal een plekje in de hiërarchie van de kudde. Je kunt dit vergelijken met een ladder waarbij elk individu op een trede van de ladder staat. Het is dus nooit zo dat twee paarden op dezelfde trede, hoogte, staan. Er is altijd een verschil als je goed kijkt, ook al is dit maar heel minimaal! Hierdoor is het zo dat een merrie dominant kan zijn over een andere merrie (onder haar op de trede), maar weer onderdanig aan een merrie op een trede boven haar.

De rangorde wordt door verschillende dingen bepaald. Hierbij spelen bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, gewicht en grootte een rol. Maar ook meer karakteristieke trekken zoals vechtlust, temperament, reactiesnelheid en zelfvertrouwen zijn belangrijk. Agressie wordt niet geaccepteerd in de kudde en is geen onderdeel van het rangordeproces.

Veulens zijn bijzonder binnen deze rangorde. Zolang zij nog aan de voet van de merrie lopen, hebben zij dezelfde trede als de merrie. Een dominante merrie heeft dus automatisch een veulen dat net zo dominant is, een onderdanige heeft dus een onderdanig veulen. Deze status blijft zolang het veulen bij de merrie hoort. Zodra het veulen zelfstandig wordt, zal het zijn eigen plekje op de ladder krijgen. Hierbij beginnen jonge paarden vaak lager op de rangorde en werken ze langzaam hun weg omhoog naar hun uiteindelijke plekje.

Deze rangorde wordt binnen de kudde continu gecommuniceerd. Als je een kudde goed observeert, zie je een constante stroom van subtiele, of minder subtiele, signalen die aangeven welk dier dominant is over een ander. Welke gedragingen dit precies allemaal zijn, daar komen we in een later hoofdstuk verder op terug. Het belangrijkste principe waarmee de rangorde te herkennen is, is het principe ‘wie beweegt, bepaalt’.

Met dit principe bedoelen we dat het dominante dier in staat is om een onderdanig dier aan de kant te laten gaan. Denk bijvoorbeeld aan een voer- of waterplaats. Zodra een dominant dier er aan komt, maken de andere paarden plaats. Het dominante paard zorgt er voor dat de andere paarden bewegen, in de snelheid en richting die hij aangeeft. Het dominante paard bepaalt dus wat de anderen doen. In de meeste gevallen gebeurt dit heel subtiel, bijvoorbeeld door het hoofd iets te laten zakken, door een oor te draaien of door een neus iets op te trekken. Je ziet dan de andere paarden ook subtiel reageren, ze maken rustig plaats zonder veel stress. Zodra de signalen van het dominante dier groter worden, dreigen, achterwaarts inlopen, dan zie je ook de reacties van de onderdanige paarden sneller en heftiger worden.
















Naar boven
/var/www/bib-paardensport-en-houderij-aeresmbo.learningmatters.nl