Conditionering

Door middel van associaties kan een paard ontzettend veel leren. Door gedrag te koppelen aan een prikkel/signaal/woord kunnen we bepaald gedrag, bewust of onbewust, oproepen. Dit leerproces komt tot stand door het paard te belonen of te corrigeren voor het gedrag dat het laat zien, totdat we het gedrag hebben dat we willen zien.
We onderscheiden hierin twee vormen van leren, namelijk klassieke en operante conditionering. 

Klassieke conditionering

De oorsprong van klassieke conditionering ligt bij de wetenschapper Pavlov. Deze man heeft onderzoek gedaan naar leergedrag bij dieren, met name honden. In zijn experiment wilde Pavlov zijn honden op commando leren kwijlen. Dit is natuurlijk niet zomaar uit te voeren, dus hij moest op zoek naar een manier om die honden aan het kwijlen te krijgen. Door ze voer voor te zetten, gingen de honden op de aanwezigheid van de geur aan het kwijlen. Elke keer als hij de honden het voer gaf, liet hij voor die tijd een belletje horen. De honden hoorden dus elke keer een belletje en kregen vervolgens eten.

Na verloop van tijd ontdekte Pavlov dat de honden nu al begonnen te kwijlen zodra ze het belletje hoorde, zelfs als hij daarna niet het voer gaf. Het gedrag kwijlen was nu gekoppeld aan het belletje en niet meer perse aan het voer!

Andersom kun je ook iets klassiek aanleren door er een minder aangename situatie van te maken. Zo leerden ze vroeger in Egypte jonge kamelen dansen door ze af en toe op een hete plaat te zetten. Terwijl de kamelen dan heen en weer wiebelden lieten ze een tamboerijn rinkelen. Op latere leeftijd hoefden ze alleen maar de tamboerijn te laten rinkelen om de kamelen aan het ‘dansen’ te krijgen. Het ‘dansen’ is door middel van een correctie gekoppeld aan het rinkelen van de tamboerijn waarbij uiteindelijk de correctie niet meer nodig was.

Wanneer we spreken over klassieke conditionering hebben we het altijd over gedrag dat gekoppeld wordt aan een signaal/teken dat geen betekenis heeft voor het dier (bijvoorbeeld het belletje of de tamboerijn). Door middel van een correctie of beloning leert het dier het gedrag te koppelen aan het nietszeggende signaal. Op een gegeven moment heeft het dier de beloning of correctie niet meer nodig om het gedrag te laten zien. Op dit punt is het gedrag klassiek geconditioneerd. Er is dan geen beloning of correctie meer nodig!

Als we naar klassiek geconditioneerd gedrag kijken bij paarden, dan zien we daar ook veel voorbeelden van, denk bijvoorbeeld aan:
  • Voet optillen op het commando ‘voetje’

  • Schoppen tegen de deur als de voerkar begint te rammelen

  • Aandraven op het commando ‘draf’ tijdens het longeren

  • Hinniken wanneer de auto komt aanrijden, omdat hij dan altijd naar buiten mag.


Operante conditionering

Naast klassieke conditionering werken we heel veel met operante conditionering. Bij operante conditionering werken we altijd met een beloning of correctie om een gedrag te vermeerderen of te verminderen. Een dier leert een verband te leggen tussen zijn eigen gedrag en het effect van dat gedrag. Gedrag dat toeneemt wordt door de situatie bekrachtigd (beloond) en gedrag dat afneemt wordt in de situatie gecorrigeerd. Op basis van het gedrag kunnen we het leerproces indelen in vier mogelijkheden.

  • Positieve bekrachtiging (beloning): het gedrag neemt toe door het toedienen van een aangename prikkel.

  • Negatieve bekrachtiging (beloning): het gedrag neemt toe door het wegnemen van een onaangename prikkel.

  • Positieve straf (correctie): het gedrag neemt af door het toedienen van een onaangename prikkel.

  • Negatieve straf (correctie): het gedrag neemt af door het wegnemen van een aangename prikkel.

Let op! Het gaat alleen om een correctie (of beloning) als het gedrag daar op aansluit. Het dier bepaalt of iets wordt gezien als beloning of correctie.

Om deze manier van leren goed te begrijpen is het van belang om de eerste associaties met positief en negatief los te laten. In deze wordt met positief bedoeld dat er iets wordt toegevoegd aan de situatie. Met negatief wordt er iets weggehaald uit de situatie.

Daarnaast is het belangrijk om het verschil tussen belonen en corrigeren duidelijk te hebben. Wanneer een paard iets ervaart als beloning, dan wordt het gedrag dat daar bijhoort aangemoedigd en gaat dus meer plaatsvinden. Bij een correctie wordt het gedrag ontmoedigd en wordt het gedrag minder.

Positief belonen
Bij positief belonen worden er dingen aan de situatie toegevoegd die het paard ervaart als beloning. Denk hierbij aan het toevoegen van dingen die het paard dus ervaart als ‘leuk’.
Bijvoorbeeld het toevoegen van:
  • Rust

  • Voer/snoepje

  • Aai/aandacht

Negatief belonen
Bij negatief belonen worden er dingen uit de situatie verwijderd, wat het paard ervaart als beloning. Denk hierbij aan het weghalen van dingen die het paard dus ervaart als ‘niet leuk’.
Bijvoorbeeld het weghalen van:
  • Druk van been

  • Druk van teugels

  • Druk van sporen/zweep

Positief corrigeren
Bij positief corrigeren worden er dingen aan de situatie toegevoegd, die het paard ervaart als correctie. Denk hierbij dus aan het toevoegen van dingen die het paard ervaart als ‘niet leuk’.
Bijvoorbeeld het toevoegen van:
  • Druk van been

  • Druk van teugels

  • Druk van sporen/zweep

Negatief corrigeren
Bij negatief corrigeren worden er dingen uit de situatie weggehaald, wat door het paard ervaren wordt als correctie. Denk hierbij aan het weghalen van dingen die het paard ‘leuk’ vind.
Bijvoorbeeld het weghalen van:
  • Voer

  • Aandacht

  • Rust


Naar boven
/var/www/bib-paardensport-en-houderij-aeresmbo.learningmatters.nl