Gedrag

Wat is gedrag?

De letterlijke betekenis van gedrag is:

“Gedrag bestaat uit alle bewuste of onbewuste handelingen, die al dan niet waarneembaar zijn.”

De manier waarop wij paarden huisvesten heeft invloed op het gedrag van een paard.  Paarden zijn prooidieren, vluchtdieren en vooral kuddedieren. Aan ons als paardeneigenaren de taak om ervoor te zorgen dat we paarden zo goed mogelijk huisvesten zonder al te veel het natuurlijke gedrag van een paard te beïnvloeden, vermijden of zelfs negeren.

Natuurlijk gedrag

Ook al zijn paarden ongeveer 6000 jaar geleden door de mens gedomesticeerd, dit betekent niet dat hun oorspronkelijke gedragingen zijn verdwenen.  Paarden zijn gebouwd voor een bepaalde manier van leven. Van nature leeft een paard in groepen, legt daarbij (vele) kilometers per dag af op zoek naar eten en drinken. Een paard is van nature gebouwd om de hele dag door kleine hoeveelheden te eten. 

Als we kijken naar hoe tegenwoordig paarden worden gehuisvest is dat voornamelijk individueel. Bij deze manier van huisvesten kunnen ze niet hetzelfde gedrag vertonen als in het wild levende paarden. Wij, als eigenaren en verzorgers, bepalen namelijk: 

  • Wanneer ze beweging krijgen, hoe vaak, in welke vorm, met wie. 
  • Wanneer ze naar buiten mogen en/of kunnen. 
  • Of er (überhaupt) wel sociaal contact kan plaatsvinden, wanneer, op welke manier en met wie. 
  • Wanneer ze te eten krijgen (namelijk op vaste tijden), hoeveelheid, wat voor soort (ruwvoer en/of krachtvoer)  

Het opvallendste verschil is misschien wel de beweging die de paarden krijgen. In tegenstelling tot de wilde paarden, die elke dag tussen de 5 en 30 kilometer kunnen afleggen voor het zoeken naar voedsel, staan veel van onze paarden het grootste deel van de dag stil. Vooral sportpaarden die overdag niet in een paddock of weiland mogen, staan 23 uur per dag in de box. De paarden die wel in een paddock of weiland mogen, worden door veel eigenaren apart gehouden. Er is dan dus weinig tot geen sociaal contact mogelijk, tenzij de stalwanden van de box halfopen of half tralies zijn.

Wanneer het paard in groepsverband (paddock of weide) kan lopen en onbeperkt toegang tot gras of ruwvoer heeft, zal de dagindeling van het paard eerder vergelijkbaar zijn met die van een paard in het wild. Dit is zichtbaar in onderstaande diagrammen. In plaats van te foerageren (zoeken naar eten), staat een paard op stal vooral op rust. Paarden die veel op stal staan vervelen zich sneller en vertonen soms stalondeugden, denk aan kribbebijten, weven, mest eten, etc.

De volledige vrijheid voor een paard om keuzes te maken, wordt theoretisch als een “ideale” situatie beschouwd. Echter, door de verschillende gebruiksdoelen die paarden hebben en soms beperkende factoren waar je als eigenaar mee te maken hebt, is de keuzevrijheid van het paard vaak beperkt. Het beoefenen van sport, recreatie of fokkerij, beperkt het paard in het maken van zijn eigen keuzes.

Vergelijkingen wild paard / gedomesticeerd paard:

Wild paard

Gedomesticeerd paard

60% eten (lopend)

15% eten (lopend)

20% staan

70% staan

10% liggen

10% liggen

10% andere activiteiten, zoals spelen, sociale interactie, voortplanting

5% andere activiteiten, zoals spelen, sociale interactie, voortplanting


Stereotiep gedrag

Tegenwoordig staan paarden vaak individueel gehuisvest, waardoor er weinig mogelijkheid is tot sociaal contact, beweging en graas mogelijkheden. Als er niet kan worden voorzien in de natuurlijke behoefte van een paard bestaat de kans dat een paard “ongewenst” gaat vertonen wat uiteindelijk kan leiden tot “stereotiep” gedrag. Stereotiep gedrag is:

 “Een herhaalde, dwangmatige beweging die geen duidelijke functie heeft”

(Dit gedrag komt niet voor bij paarden in het wild!) 

De meest voorkomende stereotypieën zijn:  

  • Kribbebijten 
  • Luchtzuigen 
  • Weven. 
  • Boxwalking/stallopen 
  • Zelfbeschadiging 

Als je de Gids van Goede Praktijken leest dan staat daar dat de belangrijkste reden voor het ontstaan van stalondeugden en stereotypieën is: "Aan het langdurig niet of onvoldoende kunnen uitvoeren van natuurlijk gedrag." Maar een stalondeugd en stereotiep gedrag kunnen ook ontstaan door bijvoorbeeld: Stress of lichamelijke klachten.  

Stalondeugden zijn alle onnatuurlijke gedragingen die een paard op stal of in de wei uitvoert. Gedragingen die een eigenaar of verzorger niet aangenaam vindt en schadelijk (kunnen) zijn voor het paard. Het paard zelf vindt meestal de stalondeugd wel prettig, omdat die op deze manier met zijn omgeving kan omgaan. Stalondeugden kunnen zich uiten in de volgende gedragingen: 

                                    

Stereotiep gedrag en dus ook een stalondeugd ontstaan niet zomaar. Vaak duurt het een tijdje voordat het paard het gedrag gaat vertonen, waardoor de oorzaak niet altijd meer te achterhalen is. Een paard kan geen invloed uitoefenen op zijn omgeving en zoekt een manier om hier mee om te gaan. Dit kan leiden tot stereotiep gedrag. Als het paard stereotiep gedrag gaat vertonen, dan komen er in de hersenen een soort lichaamseigen pijnstillers (Endorfine) vrij. Deze endorfine hebben een rustgevend effect. De Endorfine zorgen ervoor dat het paard beter met zijn omgeving om kan gaan en zich beter voelt in een bepaalde situatie.  

Stereotiep gedrag kan worden onderverdeeld in drie stadia met verschillende kenmerken. In het eerste stadium heeft de omgeving nog invloed, terwijl bij het derde stadium het gedrag zelf belonend is en dus nog maar moeilijk te beïnvloeden is of af te leren.

Stadium 1

Stadium 2

Stadium 3

*Het paard herhaalt het ongewenste gedrag meerdere keren, omdat de oorzaak steeds terugkomt of aanhoudt. 
 
*In deze fase reageert een paard nog wel op de omgeving. 
(Gedrag kan nog worden gecorrigeerd) 
 
 

*In een vroeg stadium worden stereotypieën meerdere keren herhaald in een reactie op een vergelijkbare prikkel. 
 
*Het ongewenste gedrag krijgt een steeds vastere vorm. Het wordt steeds makkelijker gestimuleerd door dezelfde prikkel.
 
*De omgeving heeft nog wel invloed op het gedrag. Afleiding kan zorgen dat het gedrag wordt doorbroken. 

 
*In een later stadium wordt het ongewenste gedrag niet meer opgeroepen door een bepaalde prikkel, maar begint het bij opwinding of soms ook spontaan. 
 
*De omgeving heeft geen invloed meer op de stereotypie. Het gedrag hoeft ook geen specifieke oorzaak meer te hebben, maar staat op zich. 
 
*Het gedrag is niet meer te stoppen. Het paard wordt beloond door de endorfine.


Voorbeelden stereotiep gedrag

Hieronder enkele bekende voorbeelden van stereotiep gedrag:

*Kribbebijten:

Hoewel de handelingen bij kribbebijten en luchtzuigen verschillend zijn, is het gedrag hetzelfde. Een paard zet de spieren van de nek op en zuigt lucht in de slokdarm. Opvallend is de houding van het hoofd en het geluid.  

Bij kribbebijten zet een paard zich regelmatig vast met zijn tanden op een stevig voorwerp (bijvoorbeeld de voerbak of de rand van de staldeur). Hierdoor slijten de tanden flink en kunnen er gebitsproblemen ontstaan. Meestal wordt dit gedrag op stal gezien als er opwinding is, bijvoorbeeld tijdens voertijd, maar bij ernstige gevallen kun je dit ook tegenkomen bij paarden in de weide. Sommige paarden hebben helemaal geen aanleiding meer nodig en voeren het gedrag uit wanneer ze daar zin in hebben.  

Mogelijke oorzaken kunnen zijn (vaak in combinaties): 

  • Onvoldoende ruwvoer (en te veel krachtvoer).  
  • Stallen zonder grondbedekking. 
  • Veulens en jonge paarden (apart) in stallen houden.  
  • Het isoleren van het paard van sociaal contact. 
  • Onvoldoende omgevingsstimulatie en training.  
  • Veulens die niet hebben kunnen drinken bij een moedermerrie. 
  • Door fouten in training. 
  • Hoog in het bloed gefokte paarden (veel volbloed of Arabier in de afstamming). 

Er is bewezen dat tijdens het kribbebijten de hartslag van een paard omlaag gaat. Paarden gaan dus kribbebijten om hun stressniveau te verlagen. En hierbij wordt de stof endorfine aangemaakt wat een rustgevend en aangenaam gevoel geeft. De beste oplossing is om ervoor te zorgen dat paarden minder snel opgewonden raken, dat er sociaal contact is, onbeperkt ruwvoer, afwisseling in activiteiten, etc.

Het gebruik van een leren nekband om kribbebijten tegen te gaan lost het probleem niet op. Het enige dat met een band bereikt wordt is het onderdrukken van de symptomen, maar het probleem is echter nog steeds aanwezig.

*Luchtzuigen:

Luchtzuigen komt voor in combinatie met het kribbebijten, maar ook als alleenstaand gedragsprobleem. Hierbij spant het paard de hals en nekspieren aan en neemt het een vergelijkbare houding aan als bij het kribbebijten.  

Luchtzuigen is een gevorderd stadium van kribbebijten. Luchtzuigen gebeurt ook zonder dat het paard iets vastpakt. De lucht die het paard binnenkrijgt, verdwijnt weer via zijn neus of mond. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt veroorzaakt luchtzuigen geen koliek, maagzweren of vermagering. Tijdens het luchtzuigen wordt er een klein balletje lucht in de slokdarm gezogen. Dit verdwijnt echter weer via de neus of mond.  

Door het luchtzuigen komt er bij het paard endorfine vrij (antistresshormoon) dat door het lichaam wordt aangemaakt. Het werkt kalmerend en aangenaam op de gemoedstoestand van het paard. Stress is vaak een belangrijke oorzaak voor een paard om te beginnen met luchtzuigen. Maar er zijn meerdere oorzaken mogelijk, zoals: 

  • Het krijgen van te weinig ruwvoer. 
  • Pijnklachten en maagproblemen.  
  • Te grote afwijking van de natuurlijke leefomstandigheden. 
  • Onvoldoende sociaal contact. 
  • Onvoldoende beweging. 
  • Te weinig afleiding.  

Het starten met luchtzuigen, kribbebijten (en andere stalondeugden) kan voorkomen worden door te zorgen voor een goed stalmanagement, een ontspannen manier van spenen, goede voeding en een juiste omgang met het paard. Vanaf de geboorte van een paard moeten deze factoren optimaal zijn, omdat fouten gedurende het jonge leven van de paarden invloed kunnen hebben of paarden wel- of niet gaan luchtzuigen.  

De maatregel die vaak wordt genomen om te voorkomen dat het paard kan luchtzuigen is het omdoen van een nekband (luchtzuig band). Het probleem lijkt hiermee aan de buitenkant opgelost, maar de daadwerkelijke oorzaak wordt niet weggenomen.  

*Weven: 

Een paard dat weeft plaatst afwisselend het linker- en rechterbeen waardoor het lichaam, hoofd en hals van links naar rechts bewegen. Het gaat hier om langdurige vertoning (minuten tot uren) van het gedrag.Mogelijke oorzaken kunnen zijn: 

  • Te weinig beweging. 
  • En/of verveling. 

Het constant herhalen van deze beweging kost het paard veel energie, dit leidt tot een vermoeider paard en dus tot verminderde prestaties. Daarnaast kan weven leiden tot: 

  • Scheve belasting van de benen. 
  • Overbelasting van gewrichten, pezen, banden en hoeven. 
  • Verminderde conditie. 
  • Schuurplekken of verwondingen op borsthoogte 

Dit ongewenste gedrag komt extra naar voren bij opwinding in de omgeving, bijvoorbeeld tijdens het voeren of wanneer andere paarden worden opgezadeld. Het plaatsen van een weefrek kan een oplossing zijn, dit neemt echter niet de oorzaak weg, maar alleen de symptomen.  

*Boxwalking / stal lopen: 

Bij het gedrag boxwalking wordt constant hetzelfde figuur gelopen. Dit kan in de stal voorkomen, maar ook op de weide. Als het binnen de stal voorkomt dan zie je vaak dat de paarden letterlijk rondjes lopen in de stal. Vandaar de term “boxwalking”.Maar denk ook aan het heen- en weer ijsberen langs het draad/ingang. Net als bij weven kost dit veel energie en nemen paarden vaak geen tijd meer om te eten- of te drinken.  

Boxwalking moet niet worden verward met een paard dat in een soort van paniek in een hoog tempo rondjes loopt in de box. Een paard dat dit gedrag vertoont, is te herkennen aan het hinniken, zweten en mesten. Het is een reactie op het ervaren van acute stress. Boxlopen daarentegen gebeurt vaak vrij kalm en op een eentonige manier en zonder dat acute stress de aanleiding is. 

De oorzaken van boxlopen en weven hebben te maken met het ontbreken van de mogelijkheid om natuurlijk gedrag te vertonen. Een gebrek aan beweging is vaak de hoofdoorzaak. Een paard in de vrije natuur loopt meerdere kilometers per dag. Paarden die vooral op stal worden gehouden, worden erg beperkt in hun beweging. Hierdoor kan er frustratie bij paarden ontstaan, wat kan leiden tot weven of boxlopen. 

Gevolgen zijn te merken in verminderde (sport)prestaties, doordat ze te weinig eten of drinken. Ook is de kans op vermoeidheid groot, en is er risico op overbelasting en slijtage aan pezen, spieren en gewrichten. Verder zorgt de constante belasting van de omgeving op precies dezelfde plekken ervoor dat het onderhoud aan de stal of weide duurder wordt.  

*Zelfbeschadiging: 

Een paard met zelfbeschadigend gedrag vertoont vaak een of meerdere van de volgende gedragingen: 

  • Zelfbijten (hengsten richting flanken, merries richting borst) 
  • Slaan met de achterbenen 
  • Bokken, schuren of (overmatig) rollen.  

Het komt het meest voor bij hengsten en ontstaat vaak door gebeurtenissen die spanning of opwinding bij het paard veroorzaken. De dieper liggende oorzaken zijn beperkte bewegingsvrijheid, geen/onvoldoende sociale contacten of gefrustreerd foerageer- en seksueel gedrag.  

Hoe voorkom je stereotiep gedrag?

*Tips: 

Stereotiep gedrag voorkomen is niet heel moeilijk. Het merendeel van de paarden in Nederland heeft immers geen stalondeugden. Stereotiep gedrag ontstaat wanneer een paard in een situatie wordt gebracht waar het niet mee om kan gaan. Dit kan bijvoorbeeld een veulen zijn dat net van zijn moeder gescheiden is, een paard dat zadelmak gemaakt wordt of een paard dat zijn natuurlijke behoeftes niet kan uitoefenen.  

Er zijn verschillende hulpmiddelen om stalondeugden tegen te gaan. Voorbeelden hiervan zijn een antiweefrek, muilkorf of luchtzuigband. Gebruik van deze hulpmiddelen wordt meestal afgeraden, aangezien ze niet de oorzaak van de problematiek aanpakken.  

Wanneer het welzijn van het paard niet voldoende is, kan het zijn dat het paard een stalondeugd ontwikkelt. Gedrag is echter niet eenvoudig af te leren. Om gedrag te begrijpen en te veranderen moet men dus op zoek gaan naar de oorzaken van het gedrag. In het geval van stalondeugden is het van belang om de natuurlijke leefomstandigheden zoveel mogelijk na te streven. Alleen dan zijn stalondeugden en stereotiep gedrag te verminderen of zelfs te voorkomen. Een aantal belangrijke schakels in dat hele proces zijn: Huisvesting, sociaal contact, beweging en de manier van voeren.  

1. Huisvesting:

  • Voorkom verveling op stal. Stalondeugden worden zelden gezien bij paarden die gehouden worden in een uitdagende omgeving of groepshuisvesting. 
  • Zorg voor meer omgevingsverrijking (zorg ervoor dat het paard wat kan zien). Dit kan door een buitenluik, open tralies, zicht op het gangpad, etc.  
  • Zorg voor voldoende licht en frisse lucht op stal. Maak daarbij de box van je paard voldoende groot, zodat hij de ruimte heeft om eens te rollen. 
  • Hang een liksteen in de box. Er zijn likstenen verkrijgbaar van gezonde zout- en mineraal blokken, tot heel smakelijke hapjes.  
  • Plaats (voer)speeltjes. Op die manier kun je het natuurlijke gedrag enigszins nabootsen. Doe in het begin het meeste krachtvoer nog normaal in de voerbak en slechts een beetje voer in het voerspeeltje en bouw deze hoeveelheid langzaam op. 
  • Naast voerspeeltjes zijn er allerlei andere speeltjes te koop, variërend van eenvoudige pionnen tot speciaal ontwikkelde slinger- en gooispeeltjes. Let er bij het maken van een keuze op dat het speelgoed van stevig materiaal is en er geen scherpe randen aan zitten.  


2. Sociaal contact:

  • Doorbreek “verveling”, veel stalgebreken ontstaan vanuit “verveling” van het paard. Het uitvoeren van natuurlijk gedrag is hierbij heel belangrijk. Als het paard zijn natuurlijk gedrag (hele dag ruwvoer eten, veel beweging, sociaal contact) volledig uit kan oefenen, dan zal de kans op het ontwikkelen van een stalondeugd afnemen.  
  • Geef een paard aandacht.   

  • Soms is het niet mogelijk om volledig te voldoen aan de natuurlijke behoeftes van een paard (bijvoorbeeld door boxrust, dekhengsten die niet in een kudde kunnen worden gehuisvest), etc. Om toch te zorgen voor sociaal contact kun je hengsten naast een ruin op stal plaatsen.   
  • Plaats jonge hengsten samen met een oudere ruin in een weide of paddock. 
  • Zorg voor gezelschap (zowel op stal als op de weide). 


  • Bij gezelschap kan er natuurlijk gedacht worden aan een ander paard. Bijvoorbeeld door een grote box te delen met een ander paard, maar een buurman of buurvrouw waar daadwerkelijk fysiek contact mee gemaakt kan worden zal ook al veel helpen.  

    Wanneer sociaal contact met een ander paard om een reden niet mogelijk is, dan kan ook een ander dier gezelschap bieden. Zo worden er regelmatig geiten, schapen, hangbuikzwijntjes, kippen, katten en honden gebruikt als afleiding op stal.  

  • De ideale situatie is dat paarden contact met elkaar kunnen hebben. Kan dit niet worden uitgevoerd, zorg dan in ieder geval dat paarden elkaar kunnen kunnen zien en ruiken.


3. Beweging:

In 55 miljoen jaar is het paard geëvolueerd tot de rassen zoals we ze nu kennen. In die miljoenen jaren is het paard uitgegroeid tot een soort die door snelle beweging roofdieren kon afschudden. Beweging heeft het paard ook altijd nodig gehad om voldoende voedsel, water en ook mineralen te vinden. Tot op de dag van vandaag is het lichaam van het paard vooral gericht op beweging.  
  • Beweging stimuleert de bloedsomloop en stofwisseling waardoor er voldoende aanvoer is van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen. 
  • Meer beweging zorgt voor meer aanmaak van gewrichtsvloeistof, waardoor gewrichten beter gesmeerd blijven en soepeler bewegen. 
  • Beweging zorgt voor opbouw van spieren, banden en pezen en voorkomt hoef- en been problemen. 
  • Betere beweging vermindert de kans op spijsverteringsproblemen en koliek.  
  • Zorg voor regelmatige beweging en liefst weidegang.  
  • Is de weide of paddock in de winter te nat, ga dan aan de hand wandelen. Haal een paard bij voorkeur meerdere keren per dag uit de stal. 
  • Geef afwisselende training(en). Als een paard dagelijks vrijwel hetzelfde trainingsuurtje voorgeschoteld krijgt, is dat niet de meest ideale afleiding. Ga daarom af en toe naar het bos of probeer eens een andere discipline. 
  • Kan een paard niet los in een weide of paddock, zet hem dan in de stampmolen.  



4. Voeding:





  • Geef grotere hoeveelheden ruwvoer met een hoog gehalte aan structuur, zodat je paard lang wat te knabbelen heeft. Met meer ruwvoer, verdeeld over de hele dag, verklein je de kans op verveling én op koliek en maagzweren. 
  • Leg het ruwvoer aan de andere kant van de box dan de drinkbak, zodat het paard iets vaker beweegt.  
  • Zorg dat een paard gedurende meerdere keren per dag, liefst onbeperkt ruwvoer kan eten. Plaats eventueel een slowfeeder. Het rantsoen moet voor het grootste deel bestaan uit ruwvoer.  
  • Werk (als het kan) met afwisselende voertijden. Dit kan zowel helpen om het ongewenste gedrag te voorkomen, maar ook om het ongewenste gedrag in stadium 1 en 2 te doorbreken. Het voorkomen van het ongewenste gedrag komt voort uit het feit dat het paard niet weet wanneer hij voer gaat krijgen. Hij is daardoor minder gefocust op dat precieze tijdstip. Doordat het paard niet weet wanneer hij eten krijgt en dus ook niet weet wanneer de kans op een beloning het grootst is, zal hij geen ongewenst gedrag laten zien.   
  • Dit is natuurlijk een stalverrijking die heel goed op een kleinere stal of op een privé-stal uitgevoerd kan worden. Maar op een grotere stal waar het werk door personeel op vaste tijden wordt uitgevoerd, is dit al een stuk lastiger. Misschien is het werken met wisselende voertijden niet haalbaar op sommige stallen, maar kun je een andere manier bedenken om het voeren in te zetten bij het voorkomen en doorbreken van stalondeugden.  




Naar boven
/var/www/bib-paardensport-en-houderij-aeresmbo.learningmatters.nl