Spijsverteringskanaal

Om te begrijpen hoe een paard gevoerd moet worden, is het belangrijk om eerst te weten hoe het spijsverteringskanaal van het paard werkt. Het voer moet natuurlijk wel bij de behoefte van het paard passen. Om te weten hoe het spijsverteringskanaal in elkaar zit, is het ook goed om te weten waarom dat zo is en hoe dat is ontstaan. Hiervoor kijken we naar het oerpaard.


Natuurlijk eetgedrag

Het spijsverteringskanaal van het paard is in de loop van miljoenen jaren veel veranderd. Deze veranderingen hebben plaatsgevonden doordat het ‘natuurlijk’ gedrag van het paard ook veranderde. Wat niet veranderd is, is dat een paard een planteneter is en dit noem je een herbivoor.


Van Eohippus naar Equus
Het allereerste paardje, de Eohippus (Hyracotherium), was heel klein en leefde voornamelijk in de bossen. In deze bossen leefde hij voornamelijk van zachte bladeren en gevallen fruit. Doordat er in dit ‘rantsoen’ maar heel weinig vezels zaten was het heel makkelijk verteerbaar. Hiervoor was geen heel groot spijsverteringskanaal nodig.

In de loop van miljoenen jaren veranderde de leefomgeving van deze Eohippus.

Niveau 3 en 4
De leefomgeving van de Eohippus veranderde doordat er veel bosgebied verdween. Daardoor wordt hij nu gedwongen om meer op de open vlaktes te gaan leven. Doordat hij zich nu niet meer in de bossen kon verstoppen voor gevaar moest hij zich aanpassen. Om snel te kunnen vluchten op de vlaktes werd de Eohippus steeds groter.


Door verandering in de leefomgeving van de Eohippus veranderde ook zijn eetgedrag. Op de open vlaktes ging hij steeds meer grassen en kruiden eten. Grassen en kruiden bevatten veel meer vezels dan de zachte bladeren en het fruit. Hierdoor veranderde de Eohippus niet alleen van uiterlijk en leefomgeving maar veranderde ook het spijsverteringskanaal.

 We noemen hem nu niet meer Eohippus, maar Equus. Dit is de voorloper van het paard zoals we hem nu kennen. De Equus is groter geworden, waardoor er ook veel meer ruimte is ontstaan voor het spijsverteringskanaal. Alle organen in het spijsverteringskanaal moesten zich aanpassen aan het nieuwe rantsoen, in het bijzonder de blinde darm en de dikke darm. Deze aanpassing was noodzakelijk om alle vezels (ruwe celstoffen) te kunnen verteren.

Natuurlijke eetbehoefte en gedrag (foerageergedrag)
Het paard is van nature een dier dat de gehele dag kleine hoeveelheden eet. Dat houdt in dat paarden ongeveer 60% van de dag bezig zijn met het zoeken van eten, ‘hapje stapje’. Dit wordt ook wel foerageergedrag genoemd.

De gehele spijsvertering van een paard is hierop gebouwd. Om de spijsvertering van het paard optimaal te laten werken is het belangrijk dat het de hele dag door ruwe celstoffen en vezels binnen krijgt. Deze vezels en ruwe celstoffen haalt het paard uit verschillende soorten ruwvoer en wordt in het lichaam omgezet in energie.

Het gebruiksdoel van het paard is in de loop der jaren erg veranderd. Paarden staan veel meer op stal, hebben minder eetmomenten per dag waardoor ze grote porties moeten verwerken. Het wordt voor een paard dan moeilijk om zijn natuurlijke foerageergedrag te laten zien. Dit kan een negatief effect hebben op zowel de spijsvertering als het gedrag van het paard. Doormiddel van onderzoeken zijn we erachter gekomen dat veel aandoeningen zoals koliek en maagzweren te maken hebben met het belemmeren van de natuurlijke eetbehoefte en het natuurlijke gedrag. De laatste jaren wordt er meer rekening gehouden met de natuurlijke behoeftes van het paard.

Niveau 3 en 4
Verdieping
De grote hoeveelheid vezels die het paard nodig heeft moet hij in kleine porties, verdeeld over de dag, opeten. Dit heeft te maken met de capaciteit van de maag, de constante vulling van het maagdarmkanaal en de optimalisering van de werking hiervan.

Verschillen Equus en huidige paard
Als we kijken naar de Equus en het huidige paard dan zien we niet alleen overeenkomsten, maar ook verschillen. Dit zijn verschillen, die wij als mensen het paard opleggen en die de stamboeken erin hebben gefokt. Je kan hierbij denken aan verschillen in gebruiksdoel en voorkeuren (uiterlijk). Het heeft niets te maken met veranderingen in het natuurlijk gedrag en de natuurlijke behoeftes van het paard.

Het paard is van nature een kuddedier en leefde net zoals de Equus in een gevarieerde kudde, bestaande uit verschillende merries, veulens en een hengst. Het gedomesticeerde paard wordt vaak alleen gehuisvest en heeft beperkte contactmogelijkheden met soortgenoten. De manier van huisvesting is bepalend voor de wijze waarop voer wordt aangeboden. Het gedomesticeerde paard krijgt ruim voldoende voer op een onnatuurlijke manier in zijn stal. Denk hierbij aan de voerbak die vaak op boeghoogte in zijn stal hangt of een hooinet / slowfeeder. Het paard hoeft hiervoor niet hele afstanden af te leggen en naar voeding te zoeken zoals hij dat in de natuur zou doen. 
 

 


Bouw en functie van het spijsverteringskanaal

De meeste herbivoren herkauwen hun voedsel. Herkauwen heeft als doel dat het doorgeslikte plantaardige voedsel al een keer in de maag is bewerkt en daardoor beter afbreekbaar wordt. Door het voedsel nog een keer te kauwen zorgt dit ervoor dat de voedingstoffen uit het voedsel beter kunnen worden opgenomen. Een paard is één van de weinige herbivoren die niet herkauwt en daarom nemen de blinde en de dikke darm de ‘herkauwfunctie’, die we wel zien bij de andere herbivoren, over.

Het spijsverteringskanaal van het paard bestaat uit verschillende organen die allemaal een andere functie hebben. Al deze organen zijn belangrijk in de vertering van het voedsel dat ons paard krijgt.

Door te weten hoe het spijsverteringskanaal eruit ziet en werkt, ben je beter in staat om een goed rantsoen voor je paard te bedenken en kun je eventuele aandoeningen/ziektes sneller herkennen.


Mond

Net als ons gebit, bestaat het gebit van een paard uit verschillende tanden en kiezen en hebben ze ieder een andere functie. De snijtanden worden gebruikt tijdens het grazen, deze snijden het gras kort af. De kiezen vermalen het voer. Doordat het voer vermaalt wordt, wordt het verdeeld in kleine stukjes. Deze kleinere stukjes zijn makkelijker op te nemen door het paard en worden sneller verteerd.

De speekselklieren worden gestimuleerd door de kauwbewegingen. Hoe meer een paard dus kauwt, hoe meer speeksel er geproduceerd wordt. Bij het eten van veel vezels, zoals in hooi, moet het paard meer kauwen dan bij bijvoorbeeld brokken.

Bij het eten van 1kg krachtvoer is het paard ongeveer 10 minuten druk. Hij maakt hierbij ongeveer 1 liter speeksel aan. Wanneer hij 1 kg ruwvoer eet, is hij 40 minuten bezig en maakt hij ongeveer 3,5 tot 4 liter speeksel aan. Een wezenlijk verschil dus! Een paard in de natuur dat de hele dag door kan eten maakt tussen de 40 en 60 liter speeksel per dag aan.

Het aangemaakte speeksel heeft twee functies.

  • Functie 1: Door het gemalen voedsel te mengen met het speeksel glijdt het makkelijker door de slokdarm, het werkt dus als glijmiddel.
  • Functie 2: Daarnaast zorgt het speeksel ervoor dat de zuurtegraad in de maag verlaagd wordt.

Niveau 3 en 4
Het is een feit dat een paard meer moet kauwen op ruwvoer dan op krachtvoer. Doordat het krachtvoer, bijvoorbeeld brokken, makkelijker te kauwen zijn doet het paard hier ook minder moeite voor. Dit komt omdat brokken samengeperste voedingsstoffen zijn en hierdoor hun natuurlijke structuur verloren is gegaan. Het paard maakt dan een eenzijdige kauwbeweging. Deze beweging gaat maar één kant op. Hierdoor worden de tanden ook maar naar één kant afgesleten.

Wanneer het paard vezels, zoals hooi of ander ruwvoer, moet kauwen maakt hij een tweezijdige kauwbeweging. De beweging gaat zowel naar links als naar rechts. Deze tweezijdige kauwbeweging helpt bij het voorkomen van gebitsproblemen zoals haken op de kiezen. Het is daarom ook belangrijk om ruwvoer te voeren.
Niveau 4
We hebben het eerder al gehad over de twee functies van speeksel. Speeksel speelt een belangrijke rol om de PH-waarde in een paardenmaag in balans te houden. De PH-waarde geeft aan hoe zuur of hoe basisch iets is. Speeksel heeft een PH-waarde tussen de 8,6 en 9,1 en heeft een zuurverlagende werking op het maagzuur. Daarnaast beschermt speeksel het bovenste gedeelte van de maag tegen dit maagzuur.


Slokdarm

De slokdarm van het gemiddelde paard is ongeveer 120 cm lang en loopt vanaf de keel naar de maag. De slokdarm is een flexibele buis met heel veel spieren in de wand. Deze spieren
zorgen voor snelle samentrekkingen die de voedselprop naar beneden duwen richting de maag. Deze bewegingen noemen we een peristaltische bewegingen. De slokdarm heeft een hele kleine doorsnede. Het is daarom belangrijk dat het paard goed kauwt en meerdere keren kleine beetjes eet. Als het paard dit niet doet heb je kans op slokdarmverstopping.

Niveau 3 en 4
Als er geen voer in de slokdarm zit, dan is deze helemaal plat. Wanneer het voer erdoorheen geduwd wordt kan de slokdarm uitrekken tot ongeveer 3 cm. Wanneer er geen speeksel, water of voer door de slokdarm naar de maag vervoerd kan worden, spreken we van een slokdarmverstopping. De slokdarm stroomt over omdat het paard speeksel blijft aanmaken en dit de maag niet kan bereiken. Daardoor komt het er via de mond of de neusgaten weer uit. Een slokdarmverstopping kan op verschillende manieren veroorzaakt worden. De meest bekende oorzaken zijn het droog voeren van voedingsmiddelen die veel water opnemen of het doorslikken van slecht gekauwd voedsel. Een voorbeeld van voedingsmiddelen die veel water opnemen zijn bietenpulp en tarwezemelen. Het is belangrijk dat deze voedingsmiddelen niet droog gevoerd worden, maar eerst geweekt worden. Als je dit niet van tevoren doet, zetten ze uit in het paardenlichaam en ontstaan er verstoppingen.


Maag

De maag van het paard is niet zo groot in vergelijking tot de rest van het spijsverteringskanaal en lijkt qua grootte op een rugbybal. Afhankelijk van de grote van het paard is de maag ongeveer 8 tot 18 liter. De functie van de maag is voornamelijk het doden van bacteriën die in het voer zitten. Omdat de maag klein is en niet kan uitrekken kan het paard maar kleine hoeveelheden per keer eten. Bij een te grote hoeveelheid kan de maag overvol raken, hier kan het paard bijvoorbeeld koliek of maagschuringen van krijgen. Een vuistregel bij het voeren is dat een paard maximaal 2 à 3 kg krachtvoer per voerbeurt kan eten. Krachtvoer heeft een hoger drogestofgehalte en daardoor verblijft het lang in de maag. Bij ruwvoer is dit anders omdat een paard langer kauwt op ruwvoer dan op krachtvoer.

Niveau 4
De maag kun je indelen in twee gedeeltes (zie afbeelding):

  • Het bovenste gedeelte (fundus), zie 1
  • Het onderste gedeelte (antrum), zie 2
In het bovenste gedeelte van de maag vind je geen maagzuur omdat hier geen klieren zitten die dit produceren. Daarnaast kan het slijmvlies wat zich hier bevindt er ook niet tegen.  De eerste stap van vertering gebeurt hier door middel van bacteriën en enzymen uit het voedsel. Dat is mogelijk omdat de PH-waarde in dit gedeelte tussen de 6 en de 7 ligt. Dit zorgt ervoor dat bacteriën hier kunnen leven. Deze bacteriën leven van zetmeel en suikers die ze voornamelijk uit het krachtvoer halen. Als de bacteriën deze stoffen opnemen, produceren zij hierbij melkzuur. Dit melkzuur zorgt ervoor dat de PH in dit gedeelte van de maag verlaagd wordt. Als de PH verlaagd wordt dan is de kans op maagzweren veel groter, omdat de maaginhoud dan zuurder wordt. Om deze reden is het dan ook heel belangrijk dat het paard naar verhouding veel ruwvoer eet en maar weinig krachtvoer.

Het onderste gedeelte van de maag bevat klieren die maagsap, maagzuur en enzymen produceren. De maagwandcellen maken gedurende de hele dag maagzuur aan, dus niet alleen tijdens het eten. Het maagzuur heeft een PH tussen de 2 en de 3. Dit is heel erg zuur! Daarom is het belangrijk dat een paard de gehele dag de beschikking heeft over ruwvoer zodat het maagzuur wordt gemengd met de voedselbrij en dit minder belastend is voor de maagwand. Dit verkleint ook de kans op maagzweren. Het maagzuur heeft als functie de slechte bacteriën die in het voedsel zitten te doden en het enzym ‘pepsine’ te activeren. Dit enzym heeft een belangrijke functie. Het verkleint de eiwitstructuren van het voedsel zodat het beter opgenomen kan worden door de darmwand verderop in de vertering.

De margo plicatus is de overgang van het bovenste gedeelte naar het onderste gedeelte van de maag.


Maagzweren
Maagzweren zijn aandoeningen die voorkomen in de maag. Het is een beschadiging van het maagslijmvlies waardoor er een wond ontstaat in dit slijmvlies. Maagzweren doen een paard veel pijn. Je kunt het op verschillende manieren herkennen. 

De meest bekende symptomen zijn:

  • Gapen
  • Boosheid bij het aansingelen
  • Vermagering
  • Doffe vacht
  • Tandenknarsen
  • Koliekverschijnselen
  • Diarree
  • Luchtzuigen/kribbebijten

Maagzweren kunnen ontstaan doordat het paard geen goed voerritme heeft. Bijvoorbeeld door te veel krachtvoer en te weinig ruwvoer. Of te veel trainen met een lege maag. Denk hierbij aan de vuistregel dat een paard maximaal 2 à 3 kg krachtvoer per voerbeurt kan eten.

Niveau 4
Paarden die te veel krachtvoer krijgen of te weinig ruwvoer, maken te weinig speeksel aan om de zuurtegraad van het maagzuur in het bovenste gedeelte van de maag te verlagen. Dit wordt bij een grote hoeveelheid ook nog eens versterkt door de natuurlijke zuurtegraad die erin zit. Dus naast het aanmaken van te weinig speeksel bij het eten, zorgt de natuurlijke zuurtegraad van het krachtvoer zelf ook nog eens voor een extra verzuring in de maag.
Daarnaast hebben paarden die te lang zonder ruwvoer staan een grotere kans op maagzweren omdat het onderste gedeelte van de maag continu maagzuur produceert en hierbij de maagwand kan beschadigen.

Maagzweren kunnen ook veroorzaakt en verergerd worden door veel trainen op een lege maag of met een maag die gevuld is met alleen krachtvoer. Bij het trainen op een lege maag en veel liggen komt er maagzuur in aanraking met het bovenste gedeelte van de maag. In dit gedeelte is het slijmvlies van de maagwand relatief dun, er zit hier geen extra beschermlaag op zoals in het onderste gedeelte. Wanneer dit gedeelte te veel in aanraking komt met het maagzuur zullen er dan ook beschadigingen ontstaan in het slijmvlies, een maagzweer.


Dunne darm

De volledige dunne darm is ongeveer 21 meter lang.

Het bestaat uit drie delen:

  • de twaalfvingerige darm
  • de nuchtere darm
  • de kronkeldarm.


In de dunne darm wordt via de darmwand darmsap aan het voedsel toegevoegd. Het darmsap zit vol met enzymen. Door de enzymen worden er voedingsstoffen zoals vetten, eiwitten en koolhydraten (suikers en zetmeel) kleiner gemaakt zodat ze opgenomen kunnen worden in het lichaam. De alvleesklier en de lever voegen verteringssappen (alvleesklier sap en gal) toe die ook meehelpen met het kleiner maken van de voedingstoffen. Dit houdt in dat het grootste gedeelte van het krachtvoer hier wordt verteerd. Door middel van peristaltische bewegingen wordt het voedsel door de dunne darm naar de blinde darm vervoerd. Dit duurt ongeveer 30 tot 90 minuten. De dunne darm kan geen vezels afbreken die in ruwvoer zitten. De vertering van vezels (ruwvoer) vind plaats in de dikke darm.

Niveau 3 en 4
Vertering
De dunne darm beslaat ongeveer 30% van het totale maagdarmkanaal. Het belangrijkste wat er in de dunne darm gebeurt, is de toevoeging van gal, darmsap en alvleesklier sap. Het alvleeskliersap en het darmsap bevat verschillende enzymen die verantwoordelijk zijn voor het splitsen van eiwitten, vetten en koolhydraten. Gal zorgt ervoor dat de kleiner gemaakte vetten nog kleiner gemaakt worden zodat ze opgenomen kunnen worden in de darmwand. Dit noemen we emulgeren.
Niveau 4
Eiwitten 
Darmsap bevat enzymen die de kleinere stukjes eiwit nog verder afbreken tot aminozuren. In de darmwand bevinden zich darmvlokken. Via deze darmvlokken gaan de aminozuren via het bloed naar de lever. De lever gebruikt de meeste aminozuren om ‘nieuwe’ eiwitten te maken die het lichaam kan gebruiken als bouwstof. De juiste bouwstoffen zijn heel erg belangrijk voor de opbouw en het onderhoud van de bespiering van je paard. Wanneer er te weinig eiwitten in de voeding van je paard zitten kan je paard zijn spieren niet goed opbouwen en in het ergste geval afbreken.

Aminozuren kunnen we opsplitsen in een essentieel aminozuur en een niet essentieel aminozuur. Een essentieel aminozuur kan een paardenlichaam niet aanmaken, het moet daarom aanwezig zijn in de voeding. Niet essentiële aminozuren kan een paardenlichaam wel zelf aanmaken vanuit de voeding die het paard krijgt. Daarnaast vormen aminozuren een belangrijke rol in het herstel van spieren en andere weefsels in het paardenlichaam.

Op elk voedermiddel staat vermeld hoeveel eiwitten in het voer zitten. Je kan dit terug vinden als Vrep. Vrep is de afkorting voor verteerbaar ruw eiwit paard.

Vetten 
De vetten die het paard binnen krijgt uit zijn voeding kunnen niet opgelost worden in water (denk aan olie en water). In het alvleeskliersap zitten enzymen (lipasen) die vetten splitsten in vetzuren en glycerol. Door de toevoeging van gal vanuit de lever worden deze stoffen geëmulgeerd naar nog kleinere deeltjes die wateroplosbaar zijn. Nu kunnen de vetzuren door de darmwand en via de lymfevaten afgegeven worden aan het lichaam. Vetten worden in het paardenlichaam gebruikt als bouw- en brandstof en hebben de hoogste energiewaarde. Doordat het paard geen galblaas heeft is er een continue stroom van gal in de twaalfvingerige darm. Wanneer het paard onvoldoende te eten krijgt (langer dan 4 uur geen ruwvoer) en de darm leeg raakt, kan het afgegeven gal zich niet mengen met de voedselbrij. Dit zorgt ervoor dat de PH waarde in de darm daalt waardoor de slijmvliezen in de darm beschadigd kunnen raken door het gal.  

Koolhydraten 
Alvleesklier sap bevat het enzym ‘amylase’. Amylase zorgt ervoor dat zetmeel en andere makkelijk verteerbare koolhydraten worden afgebroken tot kleine stukjes enkelvoudige suiker zoals glucose. Ook de glucose wordt opgenomen in het bloed via de darmvlokken. Daarna wordt het naar de lever, de spieren en lichaamscellen vervoerd. De glucose wordt in de lichaamscellen afgebroken waardoor er energie vrijkomt. Wanneer er zich veel enkelvoudige glucose in het lichaam bevindt worden deze in de lever weer aan elkaar geplakt zodat ze opgeslagen kunnen worden als reservebrandstof.

Doordat er een beperkte hoeveelheid amylase wordt aangemaakt in de dunne darm, kan er ook een beperkte hoeveelheid zetmeel en suikers worden afgebroken en opgenomen. Als het paard meer zetmeel gevoerd krijgt dan dat hij kan afbreken, stroomt dit door naar de blinde en dikke darm.

Wanneer de bacteriën in de blinde en dikke darm dit zetmeel en de suikers krijgen, gaan zij proberen dit te verteren. Echter is dit niet de normale taak en kunnen ze dit minder goed dan de dunne darm. Hierdoor bestaat de kans dat het spijsverteringsproblemen gaat opleveren, zoals koliek en verstoppingen.


Dikke darm

De dikke darm bestaat uit:

  • Blinde darm
  • Karteldarm
  • Endeldarm

De dikke darm is tussen de 8 en de 10 meter lang en loopt in 3 grote lussen. De belangrijkste functie van de dikke darm is het opnemen van alle voedingsstoffen die zijn vrijgekomen. Daarnaast worden de overige vezels nog verder afgebroken door de bacteriën in de dikke darm.

Zowel de blinde als de dikke darm bevatten heel veel bacteriën. Deze bacteriën werken samen met het paard. Zij gebruiken namelijk de vezels uit het (ruw)voer als energiebron voor zichzelf en daarbij produceren ze vluchtige vetzuren die weer door het paard worden opgenomen en omgezet naar energie. Als het paard alle voedingsstoffen uit de voedselbrij heeft gehaald blijft er een restant over. Dit wordt in de endeldarm tijdelijk opgeslagen en hiervan worden mestballen gevormd. Via de anus verlaten de mestballen het lichaam.

Niveau 3 en 4
De dikke darm beslaat ongeveer 64% van het maagdarmkanaal. Dit is dus in vergelijking met het voorste gedeelte van het maagdarmkanaal heel groot. Het is dan ook logisch om te zeggen dat dit gedeelte het meeste werk doet in de vertering van het voedsel. Zoals eerder benoemd verloopt de dikke darm in grote lussen. De overgangen van deze lussen zijn een risico bij het veroorzaken van koliek. Met name als voedsel niet goed genoeg gekauwd is en dus niet goed verteerd kan worden, dan kan het goed voorkomen dat het voer in een van deze lussen vastloopt en daarmee een verstopping veroorzaakt.
Niveau 3 en 4
Blinde darm 
De blinde darm is een grote zak aan de rechterzijde van het paard en vormt het eerste gedeelte van de dikke darm. In blinde darm breken bacteriën vezels af (uit ruwvoer) zodat het paard ze kan opnemen. Daarna gaat de voedselbrij naar de karteldarm.
Niveau 4
De blinde darm van een paard bestaat uit drie grote delen: basis, corpus, apex. De blinde darm is ongeveer 1 meter lang en kan wel 35 liter hebben qua volume. In dit gedeelte van het verteringsstelsel vindt er geen enzymatische vertering plaats. Vertering van de plantaardige celwanden vanuit het ruwvoer vindt plaats door middel van microbiële fermentatie. Dit houdt in dat er voedsel verteerd wordt door middel van allemaal micro organismen (bacteriën). De bacteriën in de blinde darm bewerken de celwanden uit plantaardig materiaal (ruwvoer) zodat herbivoren zo veel mogelijk energie uit hun voeding kunnen halen. Daarnaast produceren deze bacteriën vitamines D en K (wateroplosbare vitamines) en helpen ze mee om aminozuren te maken. In dit proces komen vluchtige vetzuren vrij (azijnzuur, prodionzuur en boterzuur). Deze vluchtige vetzuren leveren energie op voor het paard en kunnen goed opgenomen worden in de karteldarm.  
Niveau 3 en 4
Karteldarm
De karteldarm is het middelste en het langste stuk van de dikke darm. Hij is 3 tot 4 meter lang en kan een inhoud hebben van 80 liter. In het eerste stuk van de karteldarm gaat de vertering van plantaardige materialen (dat begonnen is in de blinde darm) nog een stukje verder. In dit gedeelte van de darm wordt water en elektrolyten geabsorbeerd vanuit de voedselbrij.
Niveau 4
De binnenkant van de karteldarm is bekleed met slijmvlies dat enorm sterk geplooid is. Door deze plooien (rugae) wordt de oppervlakte van de darm vergroot en kan er meer opgenomen worden. Door kneden en voortstuwende bewegingen wordt de voedselbrij steeds verder door de grote karteldarm verplaatst en krijgt het steeds meer een half vaste structuur. Dit duurt ongeveer 8 tot 15 uur voordat het de totale karteldarm heeft gepasseerd en de voedselbrij naar de endeldarm gaat.

De darmflora past zich aan, aan wat het paard eet. Acute veranderingen in het rantsoen kunnen spijsverteringsstoornissen veroorzaken. Dit omdat de bacteriën in de darm ongeveer 14 dagen nodig hebben om de aanpassing te verwerken en de juiste bacteriecultuur te ontwikkelen om het nieuwe voedsel te kunnen verteren.
Niveau 3 en 4
Endeldarm
De endeldarm wordt ook wel het rectum genoemd. Nadat het vocht onttrokken is in de karteldarm worden de mestballen doorgeduwd naar de endeldarm. De endeldarm is het laatste stukje van het spijsverteringskanaal en zorgt voor de opslag van de mest tot het moment dat het uitgescheiden wordt. De endeldarm is ongeveer 30 cm en loopt vrijwel recht naar buiten tot bij de anus.
Niveau 4
De uitdrijving van ontlasting wordt geregeld door zenuwen. Wanneer de ontlasting in het rectum zit wordt de darmwand opgerekt. Hierdoor worden er impulsen afgegeven vanuit de zenuwen aan de karteldarm en het rectum. Hierop volgen voortstuwende samentrekkingen van de darm zodat de kringspier open gaat. Wanneer het rectum weer leeg is dan stoppen de signalen waardoor de kringspier weer sluit.


Samenvatting


A = Maag

B = Dunne darm (twaalfvingerige darm, nuchtere darm, kronkeldarm)

C = Blinde darm

D = Karteldarm

E = Laatste gedeelte van de karteldarm

 F = Endeldarm


Mest

Zoals eerder beschreven kauwt een paard zijn voer tot kleine stukjes. Gemiddeld 60 procent van alle voerdeeltjes is groter dan 2 millimeter en 30 procent is kleiner dan 2 millimeter.

Maar niet alles wordt zo klein gekauwd. Soms verdwijnen zelfs voerdeeltjes van 1-3 centimeter naar de maag. Na het kauwen worden er bijna geen deeltjes meer afgebroken en hierdoor kun je ze terugzien in de mest. Hoe een paard kauwt, wat het paard eet en drinkt, is dus te zien aan de mest van het paard. Erg belangrijk om dit dus in de gaten te houden omdat het veel informatie geeft.

Als een paard veel stro heeft gegeten is de mest erg droog, lichtgekleurd en valt het gemakkelijk uit elkaar. Een groot deel van het voer blijft in dit geval groter dan 5 millimeter als het paard het doorslikt.

Heeft het paard veel vers gras gegeten dan is de mest heel donkergroen en zijn de mest ballen erg zacht. Veel jong gras kan diarree veroorzaken. Dit komt omdat 80 procent van dit gras bestaat uit water.

Hieronder zijn afbeeldingen te zien van verschillende soorten mest.



Naar boven
/var/www/bib-paardensport-en-houderij-aeresmbo.learningmatters.nl