Berekenen voedingsbehoefte
Om te bepalen of een rantsoen passend is bij de behoefte van het paard moeten we eerst weten wat nu precies die behoefte is. Om dit te doen maken wij een berekening van de voedingsbehoefte. In dit hoofdstuk gaan we stap voor stap uitrekenen wat de voedingsbehoefte van een paard is.
Algemeen
Om de voedingsbehoefte te kunnen berekenen, rekenen we met 3 verschillende voedingswaardes, namelijk:
- EWpa: EWpa is de afkorting van Energie Waarde paard. Deze waarde geeft aan hoeveel energie het paard per dag nodig heeft. Om deze energie te krijgen heeft het paard koolhydraten en vetten in het voer nodig.
- VREp: VREp is de afkorting van Verteerbaar Ruw Eiwit paard. Eiwitten heeft het paard nodig om zijn lichaam op te bouwen en te onderhouden. Hiervoor is een bepaalde hoeveelheid per dag nodig.
- DS: DS betekent Droge Stof. Deze hoeveelheid geeft aan hoeveel droge stof een paard per dag maximaal kan eten. Deze waarde moeten we weten, zodat we een inschatting kunnen maken van de hoeveelheid ruw- en krachtvoer per dag.
Wat belangrijk is om te weten, is dat bovenstaande waardes een inschatting geven. Dit zijn nooit absolute waardes!! Voeren moet je altijd op het oog doen. Dit houdt in dat je een berekening kunt maken van wat het paard ongeveer nodig heeft, maar dat je tijdens het voeren altijd moet blijven kijken naar het paard. Als het paard op het berekende rantsoen afvalt of aankomt, voer laat liggen of onrustig gedrag gaat laten zien door verveling, dan moet je het berekende rantsoen gaan evalueren en gaan aanpassen aan de behoeftes en het gedrag dat het paard laat zien.
Om de voedingsbehoefte van het paard te berekenen hebben we een aantal gegevens nodig.
- Ras: Afhankelijk van het ras heeft een paard een andere behoefte qua energie en eiwitten. Een koudbloedras heeft van nature een lagere voedingsbehoefte dan een warmbloed. Dit heeft te maken met de natuurlijke omstandigheden waaruit dit ras is ontstaan.
- Geslacht: Hengsten hebben door de hogere testosteronwaardes en het bijbehorende gedrag een hogere voedingsbehoefte dan merries en ruinen. Hierbij zijn ruinen het meest constant qua voedingsbehoefte. Bij sommige merries zie je dat er tijdens de hengstigheid ook een extra behoefte is. Hier wordt geen rekening mee gehouden in de berekeningen.
- Gewicht: Hoe groter en zwaarder het paard is, hoe groter de voedingsbehoefte wordt. Een pony van 200 kg eet immers aanzienlijk minder dan een Belg van 700 kg.
- Leeftijd: De leeftijd van het paard is bij de berekening van de voedingsbehoefte alleen van belang als het gaat om jonge paarden tot 36 maanden (3 jaar). Deze paarden hebben door hun groei een grotere voedingsbehoefte dan volwassen paarden.
- Arbeid: De mate van arbeid is natuurlijk van belang bij het berekenen van de voedingsbehoefte. Afhankelijk van de intensiteit, duur en zwaarte van de training verandert de voedingsbehoefte. Immers, een recreatiepaard heeft een andere voedingsbehoefte dan een sportpaard.
Om de berekening overzichtelijk te maken, werken we met tabellen. Onderstaand in figuur 1 vind je hier een voorbeeld van. De waardes die je kunt gebruiken voor het invullen van deze tabel vind je in het tabellenboek Voeding Paarden en Pony’s, hoofdstuk 3 t/m 9 op bladzijde 13 t/m 30 (2013 versie) of 9 t/m 30 (2016 versie).
In de volgende paragrafen worden de verschillende stappen uitgelegd en wordt de tabel ingevuld. Bij het invullen van de tabel wordt uitgegaan van de volgende gegevens:
Stap 1 - Onderhoud
Deze stap moet je altijd invullen. Elke paard heeft een basisbehoefte voor onderhoud. Deze behoefte is nodig voor de lichaamsfuncties die voor elk paard hetzelfde zijn.
Niveau 3 en 4
Een aantal van de basale lichaamsfuncties zijn:
|
Niveau 4
Reguleren van lichaamstemperatuur Een paard is een warmbloedig dier. Over het algemeen is de temperatuur van een paard, net als die van een mens, warmer als de temperatuur van hun omgeving. Ook houdt een warmbloedig dier de temperatuur constant. Paarden hebben een lichaamstemperatuur van 37,2 tot 38,2 graden Celsius. Voor een paard is de temperatuur goed te reguleren in een buitentemperatuur van tussen de – 5 en 25 graden Celsius. Om een lichaam op temperatuur te houden is energie nodig en daarom is voeding erg belangrijk. Functioneren van spijsverteringskanaal Net als bij het reguleren van lichaamstemperatuur is energie nodig om het spijsverteringskanaal goed te laten functioneren. Voeding is hierbij essentieel omdat dit gezien kan worden als hout voor een kachel. Functioneren van de bloedsomloop De bloedsomloop zorgt ervoor dat de ingeademde zuurstof wordt verdeeld over de verschillende lichaamsdelen. Daarnaast zorg het er ook voor dat voedingsstoffen en warmte worden verdeeld in het lichaam. Zonder juiste voeding kan de bloedsomloop niet functioneren. ![]() |
De waardes voor onderhoud vind je in tabel 1 van het Tabellenboek op bladzijde 13 (2013 versie) of bladzijde 9 (2016 versie).
Stap 2 - Arbeid
Paarden die arbeid verrichten hebben een hogere energie- en eiwitbehoefte. Hoe groot deze behoefte is, is afhankelijk van de intensiteit, frequentie en zwaarte van de training. Om hier een inschatting van te maken werken we met verschillende arbeidsklassen. In grote lijnen kun je hiervoor de volgende indeling aanhouden: (zie ook bladzijde 15 uit het Tabellenboek (2013 versie) of bladzijde 11 (2016 versie).
- Klasse I: Alle sporten, recreatief tot licht niveau. Recreatief stap/draf en galop, bijv bosritten, manegearbeid (Recreatief-L)
- Klasse II: Alle sporten middel tot zwaar (M-Z)
- Klasse III: Alle sporten zwaar tot zeer zwaar (Z-ZZ), nationaal/internationaal
- Klasse IV: Eventing en draf en rensport, nationaal/internationaal
De waardes die horen bij de specifieke arbeidsklasse worden in het Tabellenboek weergegeven per uur. Dit houdt in dat je deze waarde moet vermenigvuldigen met het aantal uur dat het paard werkt. Werkt het paard bijvoorbeeld drie uur per dag in arbeidsklasse I, dan moet je de waarde, aangegeven in het Tabellenboek, vermenigvuldigen met drie.
Naast de voedingsbehoefte die volgt uit de arbeidsklasse is er nog een extra toeslag nodig voor arbeid. Deze extra toeslag is nodig, omdat elk paard dat arbeid verricht een verhoogde stofwisseling heeft. Denk hierbij aan hart en bloedvaten die harder moeten werken, het spijsverteringstelsel dat op een andere manier gaat werken, spieren die energie moeten produceren om te kunnen werken, etc.
Deze arbeidstoeslag is niet afhankelijk van de arbeidsklasse, maar afhankelijk van het gewicht van het paard. Dit is dus een toeslag die maar 1 keer per dag berekend hoeft te worden, ongeacht hoeveel uur en hoe zwaar het paard werkt.
In tabel 6 van het Tabellenboek op bladzijde 16 (2013 versie) of bladzijde 12 (2016 versie) vind je vervolgens de tabel met de benodigde informatie.
Stap 3 - Extra's
In sommige gevallen heeft het paard nog een extra voedingsbehoefte. Dit geldt voor de volgende situaties:
- Dracht: Naar mate de dracht verder vordert heeft de merrie een hogere energie- en eiwitbehoefte. Vanaf de achtste maand groeit het veulen zo hard en is het zo zwaar dat de merrie hier een extra voedingsbehoefte door krijgt.
- Lactatie: De melk die de merrie moet produceren voor haar veulen zit vol met eiwitten en voedingsstoffen. Deze voedingsstoffen moeten dus extra aan de merrie worden gevoerd om te voorkomen dat de merrie niet aan haar voedingsbehoeften kan voldoen.
- Dekdienst: Wanneer een hengst in de dekdienst staat, is zijn voedingsbehoefte hoger. De hoeveelheid energie en eiwitten die het paard nodig heeft is afhankelijk van het aantal dekkingen dat de hengst doet. We gaan in de basis uit van één dekking per dag op het station of van één dekking per twee dagen in een kudde.
De gegevens voor dracht vind je in tabel 10 van het Tabellenboek op bladzijde 19 (2013 versie) of bladzijde 14 (2016 versie)
De gegevens voor lactatie vind je in tabel 14 van het Tabellenboek op bladzijde 21 (2013 versie) of bladzijde 16 (2016 versie)
De gegevens voor dekdienst vind je in hoofdstuk 7 op bladzijde 23 (2013 versie) of bladzijde 18 (2016 versie)
Voor de dekdienst is geen tabel weergegeven. De regel is dat we 25% over de onderhoudsbehoefte berekenen en mogen invullen onder extra’s dekdienst. We berekenen dus 25% van de EWpa- en VREp-waardes uit stap 1 en vullen deze in onder stap 3.
De gegevens nodig om de casus te berekenen, vind je in tabel 10 van het Tabellenboek op bladzijde 19 (2013 versie) of bladzijde 14 (2016 versie)
Stap 4 - Optellen
Als alle stappen 1 t/m 3 zijn ingevuld, kun je bij stap 4 deze waardes optellen. Tel hier alle waardes EWpa bij elkaar en alle waardes VREp bij elkaar. Deze vul je in onder stap 4.
Stap 5 - Droge stof
Nu we uitgerekend hebben hoeveel EWpa en VREp het paard per dag nodig heeft, moeten we nog berekenen in hoeveel droge stof we deze voedingsstoffen kunnen aanbieden aan het paard.
Net als jijzelf kun je veel eten, maar op een gegeven moment zit je gewoon vol en ben je verzadigd. Dit geldt ook voor het paard. Een paard kan heel veel eten, maar ook hier zit een grens aan. Als ons rantsoen precies passend is qua EWpa en VREp, maar er zit te veel droge stof in dan zal het paard voedsel laten liggen. Als er voedsel blijft liggen, blijven ook de voedingsstoffen die hier in zitten liggen en kan er een tekort ontstaan aan EWpa en VREp.
De droge stof die we hier uitrekenen is een indicatie. Er zijn in de praktijk paarden die de hele dag door blijven eten en nooit stoppen en er zijn ook paarden te vinden die moeilijk eten en nauwelijks in de buurt komen van hun maximale droge stof opname. Het is dus heel belangrijk om goed naar het paard te blijven kijken en daar een juiste inschatting van te maken.
De vuistregel die we hanteren is dat het paard maximaal 2,5% van zijn lichaamsgewicht kan eten als het om een rantsoen gaat van zowel ruw- als krachtvoer. Krijgt het paard een rantsoen van alleen ruwvoer dan is dit 2% van het lichaamsgewicht.
Daarnaast mag je qua minimum hoeveelheid uitgaan van 1% van het lichaamsgewicht. Dit is wat het paard minstens moet kunnen eten aan droge stof per dag.
Het is natuurlijk beter om zo dicht mogelijk bij het maximum te komen. Een paard is gebouwd om zo veel mogelijk vezels te verteren. Als dit niet kan door een te laag aanbod van droge stof, dan zal het maagdarmstelsel met tussenpozen leeg zijn. Dit zorgt voor maagdarmproblemen, zoals maagzweren en kolieken. Daarnaast wil het paard vanuit zijn natuurlijk gedrag de hele dag door eten en eten zoeken. Als hij daarin belemmerd wordt, gaat deze behoefte zich op een andere manier uiten. Denk hierbij aan stalondeugden en andere ongewenste activiteiten.
Als we terug gaan naar de casus en de tabel verder gaan invullen, kijken we naar hoofdstuk 9 uit het Tabellenboek op bladzijde 29 (2013 versie) of bladzijde 23 (2016 versie).
We gaan in dit geval uit van een rantsoen bestaande uit zowel ruw- als krachtvoer. Dit houdt in dat we 2,5% van het lichaamsgewicht mogen berekenen. De berekening die we daarvoor maken is:
600 kg lichaamsgewicht : 100 = 6 kg (1%)
6 kg x 2,5 = 15 kg (2,5%)