Speciale rantsoenen
In sommige gevallen zijn er speciale rantsoenen nodig, omdat er behoeftes zijn die niet onder het standaardrantsoen vallen. Voorbeelden hiervan zijn te dikke en te magere paarden, paarden met maagdarmproblemen, specifieke sportrantsoenen en het rantsoen voor jonge paarden. Na dit hoofdstuk weet je in grote lijnen welke punten belangrijk zijn in deze rantsoenen en op welke manier je hier rekening mee kunt houden.
Bij elk rantsoen is het van groot belang dat het paard altijd:
- de minimum hoeveelheid ruwvoer tot zijn beschikking heeft
(minimaal 1% droge stof per kg lichaamsgewicht) - onbeperkt schoon en vers drinkwater
- en voldoende mineralen en vitaminen
Aankomen
Als het paard te mager is en je wilt het paard laten aankomen, moet het gewicht toenemen. Om een paard in gewicht te laten toenemen zijn er twee opties:
- Verhogen van de voerhoeveelheid boven de energie- en eiwitbehoefte (meer voeren)
- Het verlagen van de arbeid (minder laten werken)
De eerste optie is de meest voor de hand liggende. Omdat we juist ook de spiermassa willen vergroten is het belangrijk dat het paard actief blijft om die spieren te ontwikkelen. Om het gewicht te laten toenemen heeft het paard meer EWpa en VREp nodig dan de berekende behoefte.
Niveau 3 en 4
Afhankelijk van het paard en het doel van de gewichtstoename, kiezen we voor een overmaat aan EWpa of een overmaat aan VREp. |
Wanneer het paard met name in spiermassa moet toenemen, moet het rantsoen voornamelijk eiwitten (VREp) bevatten. Als het gaat om het toenemen in vetmassa, dan moet het rantsoen meer vet en koolhydraten bevatten.
Hoe groot de hoeveelheid aan EWpa en VREp moet zijn, is afhankelijk van hoe snel de eigenaar wil dat het paard aankomt. Het toenemen van de spiermassa duurt langer dan het toenemen van vetmassa. Dit komt omdat de toename van spiermassa door voeding ook samen gaat met een trainingsschema.
Als je begint met een nieuw rantsoen moet je niet in één keer veel meer gaan voeren maar doe je dit op een rustige manier. Neem zeker vijf dagen om het nieuwe rantsoen op te bouwen.
Zorg er in de winterperiodes voor dat deze paarden goed warm blijven door middel van dekens of een warmere huisvesting. Kou kost een paard namelijk super veel energie die hij vervolgens niet kan gebruiken om aan te komen.
Afvallen
Als het paard te dik is, wil je dat het afvalt, dus vermindert in gewicht. In Nederland zijn veel paarden te zwaar. Aanpassingen in een rantsoen voor een te dik paard zal veel vaker voorkomen dan voor een te dun paard.
Om een paard af te laten vallen zijn er 3 opties:
- Het verlagen van de energie- en eiwitgift (minder voeren)
- Het verhogen van de arbeidslast (meer laten werken)
- Een combinatie van een lagere energiegift met een hogere arbeidslast (minder voeren, meer laten werken)
Optie 1 – Het verlagen van de energie- en eiwitgift
Als we kiezen voor de eerste optie, dan verlagen we de onderhoudsbehoefte (stap 1) naar 70%. De overige tabellen lezen we wel normaal af en tellen we uiteindelijk bij elkaar op.
Optie 2 – Verhogen arbeidslast
Als we de arbeidslast verhogen, houdt dat in dat het paard in een hogere arbeidsklasse gaat werken of meer uren per dag. Hierbij is het belangrijk dat we in de rantsoenberekening deze verhoging niet meenemen! Het paard doet dus meer arbeid dan waar hij voor gevoerd wordt.
Optie 3 – Combinatie van een lagere energiegift met een hogere arbeidslast
Als we een combinatie van beide doen, verlagen we de onderhoudsbehoefte en verhogen we de arbeidslast zonder het rantsoen aan te passen. Hierin is het wel heel belangrijk om goed te blijven kijken naar het paard, omdat het afvallen op deze manier heel snel kan gaan en zo problemen kan opleveren.
Niveau 3 en 4
Belangrijke informatie afvallen Omdat afvallen een veel ingrijpendere actie is dan aankomen, moet de wisseling naar dit rantsoen langzamer ingezet worden. Neem daarom zeker 10 dagen om het paard rustig te laten wennen. Met name bij koudbloedrassen moet dit heel rustig gedaan worden, omdat zij heel gevoelig zijn voor hyperlipemie. Hyperlipemie betekent dat het paard in extreme mate zijn eigen vet aanspreekt als energiebron, waardoor er te veel vet in het bloed terecht komt. Bij ernstige gevallen kan dit dodelijk zijn. Het is belangrijk dat een paard dat op een afvaldieet gezet wordt wel voldoende droge stof en vezels binnen krijgt. Het is dan ook heel verstandig om over te stappen naar een grof en langstengelig hooi. Hier zitten weinig voedingsstoffen in, maar wel veel vezels. Doordat we nu standaard onder de voedingsbehoefte van het paard gaan voeren is het logisch dat er ook een tekort aan mineralen en vitaminen ontstaat. Om dit op te lossen is het verstandig om een passend supplement bij te voeren. Dit kan bijvoorbeeld een vitaminekoek of een speciaal mineralenkorrel of -poeder zijn. ![]() ![]() |
Aandoeningen
Er zijn heel veel aandoeningen die komen vanuit het maagdarmkanaal en veroorzaakt worden door het rantsoen dat het paard krijgt. Drie bekende aandoeningen worden hieronder verder uitgewerkt.
Hoefbevangenheid
Hoefbevangenheid is een aandoening aan de hoeven. Doordat het paard te veel fructaan (specifiek soort suiker uit gras) of krachtvoer binnenkrijgt raakt de dikke darm verstoord. De bacteriën in de dikke darm kunnen niet goed hun werk doen, ze gaan in plaats van goede stoffen, gifstoffen produceren. Deze gifstoffen veroorzaken de hoefbevangenheid.
Er zijn twee fases in de hoefbevangenheid:
- de acute fase
- de chronische fase
Niveau 3 en 4
In de acute fase heeft het paard heel veel pijn. Heel belangrijk dus om de pijn te verminderen en de productie van de gifstoffen te stoppen. Om de gifstoffen te stoppen moeten de suikers uit het rantsoen gehaald worden. Dit betekent dat het paard geen krachtvoer of gras meer mag hebben, want hier zitten veel suikers in. Het beste is om ruwvoer te voeren zoals hooi dat grof en stengelig is. Wanneer de acute fase voorbij is, blijft het paard vaak gevoelig voor hoefbevangenheid. De kans dat het paard opnieuw ziek wordt, is groter dan bij paarden die nog nooit hoefbevangen geweest zijn. Dit is de chronische fase. |
Niveau 4
Om hoefbevangenheid te voorkomen bij deze paarden moet het rantsoen aan een aantal eisen voldoen:
|
Maagzweren
Wanneer je paard slechtere prestaties gaat leveren, een verminderde eetlust en conditie heeft en/of lusteloos is, kan het zijn dat hij een maagzweer heeft. Maagzweren ontstaan als het maagslijmvlies wordt aangetast. Dit gebeurt doordat de maag te veel maagzuur produceert en het maagzuur zuurder wordt. Deze overproductie kan een aantal oorzaken hebben, namelijk training, stress en voeding. Te veel en te zuur maagzuur ontstaat doordat het paard te veel suikers gevoerd krijgt. In de meeste gevallen komt dit door suikers uit het krachtvoer.
Niveau 4
Wanneer we kijken naar een goed rantsoen voor een paard met een maagzweer of een paard dat gevoelig is voor maagzweren, zien we het volgende:
|
PPID (ziekte van Cushing)
PPID of ook wel de ziekte van Cushing genoemd, ontstaat door een tumor in de hersenen. Deze tumor zorgt ervoor dat er bepaalde hormonen worden aangemaakt. Door de hormonen werkt de suiker- en vetstofwisseling niet meer goed, omdat de hormonen invloed hebben op de opname van vetten en koolhydraten. Paarden die PPID hebben zijn veel gevoeliger voor insulineresistentie en hoefbevangenheid.
Niveau 4
Om deze reden is het dus heel belangrijk om paarden met PPID een juist rantsoen te geven. Hierbij letten we op de onderstaande dingen:
![]() |
Fokkerij
Binnen de fokkerij zijn er drie stadia waarin een paard een ander, specifiek rantsoen nodig heeft. Dit zijn dracht, lactatie en het jonge paard. In deze fases zijn er verschillende behoeftes aan eiwit, energie, mineralen en vitaminen.
Dracht
In het begin van de dracht groeit het veulen nog heel langzaam, de merrie kan dit prima aan met het normale rantsoen. Vanaf ongeveer de achtste maand heeft de merrie extra voedingsstoffen nodig.
- Extra calcium, fosfor en magnesium
- Voldoende koper, zink en mangaan
- Verteringsproblemen voorkomen
- Vitamine A en E bij hoog drachtige merries
Niveau 4
|
Lactatie
Nadat het veulen geboren is drinkt het melk bij de merrie. Merriemelk bestaat uit mineralen en vitaminen en voor een groot deel uit eiwitten en vetten. De eiwitten zijn nodig voor de groei van het veulen en de vetten voor de energieverbranding. Alle voedingsstoffen komen van de merrie en dit kost dus heel veel energie, de merrie heeft dus een extra grote voedingsbehoefte. Met name de eerste drie maanden van de lactatie zijn belangrijk. Daarna gaat het veulen ook andere dingen eten zoals gras en veulenkorrel.
Je kan de merrie helpen door het rantsoen aan te passen:
- Extra krachtvoer
- Vitaminen en mineralen
- Voldoende water
Niveau 4
|
Jonge paarden (1 t/m 3 jaar)
In het eerste jaar heeft het paard extra krachtvoer nodig voor de groeispurt die hij doormaakt. Omdat jonge paarden vaak in groepen opgroeien is het belangrijk ze goed in het oog te houden.
- Mineralen en vitaminen
De verhouding calcium/fosfor is bij jonge paarden heel belangrijk voor de ontwikkeling van gezonde botten en spieren.
- Eiwitten van goede kwaliteit
Eiwitten zijn de bouwstenen van het lichaam. Omdat het jonge paard nog veel moet bouwen aan het lichaam is er een extra behoefte aan eiwitten.
- Onbeperkt ruwvoer, liefst weidegang
Om verveling en maagdarmproblemen te voorkomen is het goed om het jonge paard van onbeperkt ruwvoer te voorzien.
Niveau 4
|
Om de voedingsbehoefte van het jonge paard te berekenen maak je gebruik van hoofdstuk 8 uit het tabellenboek ‘Voeding Paarden en Pony’s’. In tabel 18 vind je de waardes voor EWpa en VREp en in tabel 19 en 20 de benodigde mineralen en sporenelementen. Je maakt dus geen gebruik van de overige hoofdstukken uit het tabellenboek!
Sportprestaties
Wanneer een paard middel tot zware arbeid in een bepaalde discipline uitvoert, kan het zijn dat een normaal rantsoen niet precies dekt waar het paard behoefte aan heeft. Dit heeft niet zozeer te maken met mineralen en vitaminen, maar meer met de voedingsstof die energie levert.
We maken hierin onderscheid tussen langdurende prestaties en kortdurende prestaties.
Langdurende sport
Onder langdurende sportprestaties vallen alle disciplines waarbij de wedstrijdproef langer dan 3-5 minuten duurt. Denk hierbij aan sporten zoals endurance, eventing, mennen en dressuur. Als we kijken naar wat er in het paard gebeurt wanneer deze langer dan 5 minuten een prestatie moet leveren, dan zien we dat het paard voornamelijk vetten nodig heeft voor de energieverbranding.
De energie uit vetten komt maar heel langzaam vrij. Hierdoor kan het paard hier veel langer gebruik van maken dan bij de verbranding van koolhydraten. Daarnaast levert vet drie keer meer energie dan koolhydraten.
Niveau 4
Wanneer je een krachtvoer op basis van vet voert is het belangrijk om in de gaten te houden hoe groot het percentage vet in het totale rantsoen is. Wanneer dit onder de 6% in het hele rantsoen blijft, kun je dit prima voeren zonder verstoringen in de dikke darm te krijgen. Om de grotere hoeveelheid vet goed te kunnen verteren heeft het paard extra vitamine E en selenium nodig. In de meeste gevallen is dit al verwerkt in het krachtvoer. |
Kortdurende sport
Er zijn ook sporten waarbij de wedstrijdproef onder de 3-5 minuten blijft. Voorbeelden hiervan zijn springen, reining en de draf- en rensport. Wanneer deze paarden op basis van vetten gevoerd zouden worden, zouden zij nooit tot de prestaties komen die gevraagd worden. De reden hiervoor is dat het langer duurt om vet te verteren. Het krachtvoer voor deze paarden is dan ook niet gebaseerd op vet, maar op koolhydraten (suikers en zetmeel). Omdat koolhydraten snel verteerd worden en in sommige gevallen zelfs direct opgenomen kunnen worden, komt de energie hieruit snel vrij.
Niveau 4
Bij de explosieve kracht die deze paarden moeten leveren zijn dus koolhydraten nodig. Koolhydraten worden onderverdeeld in suikers en zetmeel. Suikers kunnen direct worden opgenomen door de darmwand en gebruikt worden. Zetmeel moet eerst verteerd worden. Het duurt dus iets langer voordat zetmeel gebruikt kan worden dan suikers. Zoals we al eerder gelezen hebben kan een teveel aan koolhydraten zorgen voor problemen in het maagdarmstelsel. De regel is dat een paard maximaal 2 gram zetmeel per kilogram lichaamsgewicht kan eten per voerbeurt. Dit houdt in dat een paard van 600 kg maximaal 1200 gr suiker en zetmeel kan eten per voerbeurt. |